Van de aankoop van de Bijlmer Bajes tot aan grootschalige gebiedsontwikkeling in Oosterwold. Ronald Huikeshoven, directeur van ontwikkelbedrijf AM, wil graag meebewegen in de veranderende rol van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) om maatschappelijke meerwaarde te leveren.

Beeld: © Rijksvastgoedbedrijf / Diederik van der Laan

Ja, ik wil de nieuwsbrief!

Waarom wil AM graag samenwerken met het RVB?

‘Het RVB is medegrondeigenaar en via jullie zouden we de belangen op publiek en privaat kunnen samenvoegen. Dat zou helpen om tempo te maken in de woningbouwopgave. Er komt meer vertrouwen naar elkaar toe, je leert elkaar beter kennen en je hebt meer begrip voor elkaars belangen.’

Wat is jullie visie op Oosterwold?

‘Het landelijk gebied leent zich er heel goed voor om de wijk groen en biodivers te maken. We verbouwen olifantengras en hennepgras op onze gronden in dat gebied. Die zouden we willen gebruiken om eigen biobased materialen te gaan toepassen bij de bouw. De volgende stap is kijken naar wat voor type woningen we zouden kunnen realiseren in het gebied, waarbij een belangrijk deel in houtbouw moet zijn. En we zouden verder kijken dan de nieuwe wijk en het gebied verbinden aan de andere wijken, de bewoners en de voorzieningen zoals scholen en huisartsen. Zo ontstaan er geen eilandjes.’

Hoe zou het RVB kunnen samenwerken met ontwikkelbedrijven?

‘Het RVB moet van de politiek de ruimte krijgen om een publiek-private samenwerking op te starten. Dan kunnen jullie afspraken maken met partijen over wat het beste is voor het gebied. Gebiedsontwikkeling vanuit maatschappelijke betrokkenheid levert nu eenmaal niet de hoogste grondopbrengst op. Gelukkig stuurt het RVB niet altijd op de hoogste grondopbrengst. Toen we bijvoorbeeld de Bijlmer Bajes van jullie wilden kopen, hadden we niet de hoogste grondbieding maar kwalitatief wel het beste plan voor het gebied.’

Hoe combineer je maatschappelijke meerwaarde met geld verdienen?

‘Het is het allerleukste om die aspecten bij elkaar te brengen. De Bijlmer Bajes leent zich hier perfect voor omdat het een groot schaalniveau heeft. Dan is het makkelijker om onze ambities op het gebied van energie, circulariteit en biobased bouwen waar te maken. Zo zullen verschillende gebouwen en nieuwe woningen profiteren van de schaalgrootte door de overgebleven warmte van een datacentrum uit de omgeving te gebruiken voor de verwarming.’  

Beeld: © Rijksvastgoedbedrijf / Diederik van der Laan

Waren energieneutrale huizen en sociale woningbouw eisen bij de verkoop?

‘Om onderscheidend te zijn, hebben we er een schepje bovenop gedaan. De gebiedsontwikkeling moet een verrijking zijn voor de stad en haar inwoners. En die moet je er ook bij betrekken. Zo hadden we onze plannen besproken met de krakers die in de oude cipierswoningen woonden. Zij zagen hun eigen duurzaam gecreëerde omgeving en gemengd wonen met elkaar hierin terug. Dat zorgde voor draagvlak.’

En zijn de circulaire ambities waargemaakt?

‘We hebben de gevangenis zelf gesloopt en 98 procent van het sloopmateriaal hergebruikt. Je ziet celdeuren terug in de brugleuningen, vloeren uit de sportruimten zijn nu tafels in de openbare ruimte en sloopmateriaal is gebruikt als granulaat onder de wegen. De selectiecommissie heeft destijds geselecteerd op deze ambitie en bij de uitvoering bleek het slecht aan te sluiten op de richtlijnen voor de openbare ruimte. Dat was pionieren en als oplossing maakten we proefstukken om te kijken of het nieuwe materiaal veilig en vorstbestendig was. Zo is het ons uiteindelijk gelukt.’

Hoe ver zijn jullie nu?

‘De eerste bewoners zijn er. Nu gaan de laatste gebouwen in de verkoop en ronden we de planvorming af voor het hoofdgebouw. Dat gaan we optoppen en er komen bedrijven in en woningen tegenaan. In de omgeving is het tunneltje onder het spoor naar de wijk af en is er een brug gemaakt over de Weespertrekvaart. Door deze ontsluitingen is het Bajeskwartier echt verankerd in de structuur van de stad. Amsterdammers weten het ook al te vinden omdat we het hele gebied vanaf het begin van tijdelijke voorzieningen hebben voorzien. Er zit een restaurant en naaiatelier gerund door de Refugee Compagnie, er is een uitgaansgelegenheid in het machinegebouw waar je kunt dansen en in het hoofdgebouw zitten modebedrijven. Het is nu al een mix used gebied, zoals een stad hoort te zijn.’